Behandeld wordt de 11e nazaat van Claas Johannes Bul/Bijl en Wilhelmina Teijsen. (stamnummer 8.).
Gerret Mourus Bijl wordt geboren op 4-10-1809 te Amsterdam. Hij wordt gedoopt op 22-10-1809 in de Hervormde Amstelkerk aldaar. Doopgetuigen zijn Mourus Coonings en zijn echtgenote Femmetje (Femme) Claasen Bijl (geboren in 1784 en tante van de geborene). Gerret Mourus Bijl woont voor zijn huwelijk bij zijn ouders op de hoek Prinsengracht 872 (nu 806) bij de Utrechtschestraat te Amsterdam. De beroepen van Gerret Mourus Bijl waren: Behangersknecht. 1837 Winkelier. Rijksambtenaar.
Huwelijksacte Gerret Mourus Bijl en Sophia Molenaar. Bron: BS/huwelijken Amsterdam fische 2 folio 87Sophia Molenaar wordt geboren op 14-5-1807 te Haarlem en is een dochter van Jan Molenaar (geboren op 24 juli 1785 te Haarlem, landman van beroep/aardwerker, overleden na 1855) en van Feijtje/Sophia Versteege (geboren op 28-10-1776 te Haarlem, overleden op 18 oktober 1855 te Avereest/Kolonie Frederiksoord).
Sophia Molenaar heeft dus vanaf 2-11-1818 met haar ouders, broers en zussen in de proefkolonie Frederiksoord te Drenthe gewoond. Sophia Molenaar wordt samen met haar zus Catharina op 1 januari 1834, ze is dan 27 jaar, 'als afwezig zijnde afgevoerd' van de Kolonie Frederiksoord. Blijkbaar trekt zij dan naar Amsterdam om er als huishoudster te werken, want in die hoedanigheid huwt zij op 29-3-1837 met de 27 jarige behangersknecht Gerret Mourus Bijl.
In 1841 is Gerret Mourus Bijl getuige bij het huwelijk van zijn broer Johannes Bijl (geboren in 1814) en zijn schoonzuster Geertje Lit.Over het wonen en leven van het gezin Molenaar in de proefkolonie is het volgende te vertellen (komt uit het boek "De proefkolonie" van de auteur Wil Schackmann). De voordracht van de subcommissie Haarlem van 12 september 1818 meldt: (...) "Het gevolg hiervan is geweest dat verscheiden huisgezinnen, door gemelde armbestuurders aan ons zijn opgegeven geworden. Wij hebben dan ook die opgaven met alle nauwkeurigheid naagegaan en overwogen en daarna het huisgezin van Jan Molenaar door de bestuurders der Nederduitsche Gereformeerde Diaconie en Aalmoezeniers-armen alhier bedeeld wordende het meest voldoende aan de oogmerken geoordeeld. Dit huisgezin (bestaande uit man, vrouw en 4 kinderen, namelijk 2 jongens van 13 & 14 jaar en 2 meisjes van 11 & 9 jaar, bevindende de vrouw zich daar en boven in een hoogzwangeren staat) is van uitersten volvaardig en geneigd om leden der colonie te worden. En wij moeten UWEds te hunne opzigte verder informeren, dat de man een aardwerker van beroep, 33 jaar oud is, en van een gezond en genoegzaam sterk ligchaamgestel schijnt te zijn, doch dat de vrouw het spinnen niet verstaat. Wij hebben echter reeds order gesteld, ten einde haar dit te doen aanleeren. Dit huisgezin alzoo aan UWEds te voorschreven einde voordragende, zal het ons aangenaam zijn bij aldien hetzelve mogt worden aangenomen, te mogen weten den waarschijnlijke tijd, dat hetzelve zal worden opgeroepen om te vertrekken". De subcommissie Haarlem jokt een beetje over de leeftijden van Molenaars kinderen om het gezin geplaatst te krijgen. Voorwaarde was immers dat er een 'aankomende jongen' en een 'aankomend meisje' tot het kolonistengezin behoren. De Molenaars horen tot de gezinnen die in de kazerne in Amsterdam worden opgevangen, zie het illustratie boek de proefkolonie bladzij 32.
Kolonistenwoning FrederiksoordIn een brief van Benjamin van den Bosch van 28 december 1818 wordt Haarlem genoemd als een van de subcommissies die 'ons zodanige gezinnen' (zonden) 'die de Maatschappij ter bereiking van haar groot doel zou kunnen verlangen'.
In een brief van Benjamin van den Bosch van 29 december 1819 wordt gemeld: Den Kolonist Molenaar uit Haarlem heeft het meest van zijne gronden getrokken. Dit is alleen door bijzonder oppassendheid en vlijt veroorzaakt, dewijl de kwaliteit van grond in geene deele tot de beste behoorde. Wanneer de gouden medaille door opbrengst der landerijen zal worden verdiend, dan zeker kan deze aan Molenaar niet ontgaan. Hij heeft het zo ver gebragt dat hij zonder daghuur een geruime tijd kan bestaan, en besteed zijn tijd zeer vlijtig op eigen akker. Hij was de eenige die in het afgelopen jaar zijn grond schoon reeds geploegd, voor de helft omspitte - terwijl de tijd hem verhinderde zulks geheel te doen - en toen geene verdiensten van belang hebbende, de voeding op schuld nam, en daar na s'wekelijks door 2 stuivers van de ƒ 1 op de verdienste meer betaalde. Bij dit huisgezin, dat ook van een bijzonder goed zedelijk gedrag is, heeft zich de graaf van Hoogendorp terwijl zij aan zaten, lang opgehouden. (...) Ik heb gemeend dit brave huisgezin bij de Kommissie te moeten aanbevelen.
In een brief van Benjamin van den Bosch van 7 juni 1820 staat het volgende: Heden is mede hier aangekomen de jongeling Hendrik Douwes uit Leeuwarden en bij den kolonist Molenaar in de kolonie no. 1 ingedeelt.
De Star van oktober 1820 meldt: Vele kolonisten hebben, na het afbetalen hunner huur en het opleggen van hunnen eigen wintervoorraad, nog eene aanmerkelijke hoeveelheid van voortbrengselen te verkoopen. Zoo b.v. hebben molenaar van Haarlem en gerards van Rotterdam, na afbetaling en na aftrek hunner poot-aardappelen, ieder meer dan 400 schepels aardappelen verkocht, ongerekend hunne voorraad van garst, haver of boekweit.
Volgens het stamboek Ommerschans betrekt Molenaar op 15 juli 1822 een hoeve bij de Ommerschans. Hij wordt genoemd bij de vrijboeren op de pagina Ommerschans.
De Star van augustus 1822 meldt: Zes buitenwoningen, bestemd voor zoo vele groote hoevenaars, zijn bijkans gereed. Een der daarvoor bestemde kolonisten, met name molenaar, is reeds derwaarts verplaatst, en zal spoedig door vijf anderen, even verdienstelijk als hij, gevolgd worden.
De Star van augustus 1822 meldt, pag 569: De Kolonist Molenaar heeft, na het afbetalen zijner jaarlijksche lasten, en bij het noodige tot zijn onderhoud, in het verleden jaar nog voor f 93,00 aan produkten verkocht.
In een brief van Wouter Visser van 17 november 1822 staat: Dat de koloniste in den ontv: particulieren brief bedoeld, niemand anders dan de vrouw van Molenaar zijn kan; maar ook dat deeze vrouw uit hare bekende gevoelens te oordeelen, zeker onkundig is van de kwade gevolgen welke de benaming van "slaven" hebben kan, daar zij die anders niet zoude bezigen; intusschen zal ik van de eerste gelegenheid gebruik maken haar het gevaarlijk van zulke uitdrukkingen te doen gevoelen, en tevens de overige kolonisten buiten de Ommerschans daar tegen waarschuwen.
Op 13 juni 1836 deed Alle Jans Wijkstra de volgende aangifte: "In den nacht tusschen de 12e en de 13de dezer maand, tusschen 1 en 2 uur is door Johannes Molenaar, op zijn hoeve bij een hoop aardappels ontdekt een vrouwspersoon, genaamd Johanna Best, voormaals koloniste in de Ommerschans, doch thans zonder beroep, wonende in de gemeente Avereest. Deze vrouw had bij zich een zak met aardappelen, na gissing een halve mand schepel, welke zij uit genoemde hoop had genomen, zijnde die ontdekking en arrestatie van genoemde Johanna Best geschied door Johannes Frederikus Kleibeuker, van beroep brandersknegt, oud 25 jaren, Johannes Molenaar, van beroep landbouwer, oud 51 jaren en Hendrikus Molenaar, oud 21 jaren, zonder beroep. Johanna Best is vervolgens door Hendrik Koene, veteraan-veldwagter te Ommerschans als arrestante overgebracht naar de gevangenis te Ommerschans." Er mag dan dus wel staan 'Hendrikus' maar dat kan niet kloppen, want een jaar later trouwt de hier genoemde Johan Friedrich Kleibeuker met... Hendrika Molenaar! Als ze daarna in hoog tempo kinderen krijgen, mogen we dus gerust aannemen dat de incidentele vermelding in de boeken van 'Hendrikus' een foutje is en dat Hendrika een 'zij' is. Zij nemen dus in 1837 de hoeve over van haar ouders. Blijkbaar doen ze dat héél goed, want als in 1859 de Staat de gestichten overneemt van de Maatschappij van Weldadigheid, zijn ze nog steeds vrijboer en komen ze als zodanig op de loonlijst van de Rijkswerkinrichtingen.
De Koloniale carrière van de vader van Sophia Molenaar is zeer succesvol. Hij krijgt twee maal een zilveren medaille, in 1820 voor braaf en oppassend gedrag en een ½ der landhuur betaald (hij woont dan in hoeve 42). Hij krijgt de Graaf van Hogendorp over de vloer en is de eerste die een boerderij bij de Ommerschans krijgt. Hij blijft ook altijd op de kolonie wonen. In 1820 is het jaarinkomen van Johannes Molenaar f 534,05.
Op 15 mei 1837 krijgen Johannes Molenaar en zijn echtgenote ontslag als vrijboeren. Ze worden dan ingedeeld bij dochter Hendrika en haar echtgenoot, die de hoeve overnemen (zie hieronder bij Hendrika). Moeder Sophie Versteeg overlijdt volgens de kolonie-administratie op 18 oktober 1855 te Avereest. Zie over Molenaar in de kolonie, gebaseerd op het boek, ook het Haarlems Dagblad van 5 december 2006.
Op deze foto is te zien dan Sophia Molenaar in de proefkolonie heeft gewoond op de hoeve met huisnummer 5. Zo zien we dat Johannes Molenaar met zijn gezin op 15 juli 1822 zijn intrek nam in hoeve No 5, aan de weg tussen Kruisinga (het latere Balkbrug) en de Ommerschans. Johannes Molenaar behoort tot de eerste groep van 52 gezinnen die in 1818 in de proefkolonie Frederiksoord werd geplaatst.Zie voor uitgebreide informatie over de proefkolonie het boek De proefkolonie, waarin Wil Schackmann verhaalt over deze fascinerende episode uit de vaderlandse geschiedenis. Op zijn website kunt u meer informatie vinden over de auteur, het boek, de kolonie en haar eerste bewoners en allerlei bronnen en archiefstukken die voor het schrijven van dit boek zijn gebruikt.
In 1848 is Gerret Mourus Bijl getuige bij het huwelijk van zijn neef Roelof Bijl (geboren in 1824)en Gerritje Bergo. Kennelijk is hij erg geliefd in de familie.
Het jonge echtpaar gaat wonen in de Utrechtsestraat 61 te Amsterdam. In 1839 woont het echtpaar in de Utrechtsestraat 62 te Amsterdam. Er worden geen kinderen uit dit huwelijk geboren.
Huwelijksacte Gerret Mourus Bijl en Jacoba Telghuijs. Bron: BS/huwelijken Amsterdam fische 4 folio 90
Het gezin van Gerret Mourus Bijl gaat wonen op de (Lijn-)Baansgracht 141 (nu 266) te Amsterdam. Ze wonen daar tot januari 1868 dan gaat Jacoba Telghuijs met haar kinderen naar de Hazenstraat 406 (nu 18) te Amsterdam. Gerret Mourus gaat in april 1868, drie maanden later, pas weg van de (Lijn-)Baansgracht en verhuist naar de Hazenstraat niet naar 406 maar naar 414, vier huizen verder dan waar Jacoba met haar kinderen woont. Maar zie, even later komt het gezin van Jacoba daar toch bijwonen. Ook hier was het blijkbaar geen goed toeven want in oktober verhuizen ze alweer en wel naar de Laurierstraat 534 (nu 212) te Amsterdam. Jacoba en haar kinderen blijven daar wonen tot maart 1869 dan verhuizen ze weer terug naar de Hazenstraat 406, om vervolgens in juli 1869 te vertrekken naar de Lange Leidschedwarsstraat 345 (nu 102) eveneens te Amsterdam. In december 1873 besluiten ze te verhuizen in dezelfde straat naar 379 (nu 47).
Sofia Molenaar overlijdt op 18-3-1862 des middags ten vier ure in het huis staande in het dorp Aalsmeer op 53 jarige leeftijd. Zij woonde te Amsterdam. Haar overlijden wordt aangegeven door de 44 jarige weesvader Egbert Haak en door de 65 jarige Johannes de Looze. Vermeld wordt dat zij een dochter is van Sophia van Steden (dat is niet goed, is verkeerd geschreven, moet zijn sophia Versteege).
Gerret Mourus Bijl overlijdt op 26-1-1869 om twee uur des namiddags in de Laurierstraat EE 536 te Amsterdam op 59 jarige leeftijd.
Jacoba Telghuys overlijdt op 27-10-1888 des voormiddags ten drie ure in het Binnengasthuis te Amsterdam, maar wonend op de Spiegelgracht 27, op 68 jarige leeftijd.
Behandeld wordt de laatste nazaat van stamvader Claas Johannes Bijl en Wilhelmina Teijsen. (stamnummer 8.).
Johannes Bijl wordt geboren op 5-5-1814 des s'avonds ten zeven ure op de hoek Prinsengracht bij de Utrechtschestraat 872 te Amsterdam. Zijn geboorte wordt aangegeven door zijn vader Claas Johannes Bijl (aardappelverkoper), door zijn 22 jarige, veel oudere, broer Johannes Klaas Bijl, wonend in de Leidschestraat 35 te Amsterdam (mattenventer) en door de 46 jarige aanspreker Gerardus Leuring, wonend op de Prinsengracht 875 te Amsterdam.
Johannes Bijl wordt, wegens lichaamsgebreken, uitgeloot voor de militaire dienst. Zijn signalement luidt: lente 1el, 6pm, 2dm, 2st, gezicht ovaal, ogen blauw, neus groot, haar bruin (bron: huwelijksbijlage). Zijn beroep was onderwijzer.
De onderwijzer Johannes huwt, 27 jaar oud, op woensdag 28-7-1841 te Amsterdam met de 31 jarige dienstbode Geertje Lit. Zij wordt geboren op 21-8-1809 te Utrecht (in de acte staat dat Geertje geboren is in Amsterdam, dat is onjuist) en is een dochter van Gerrit Lit (geboren in 1767 te Utrecht, overleden op 15 januari 1845 te Utrecht, van beroep hovenier) en van Jannegje/Johanna Godijn (geboren in 1768 te Utrecht, overleden op 5 maart 1842 te Utrecht).
Huwelijksgetuigen zijn: de 50 jarige winkelier Johannes Klasen Bijl, broer van de bruidegom, de 32 jarige ambtenaar Gerret Mourus Bijl, broer van de bruidegom, de 73 jarige aanspreker Gerardus Leuring en de 36 jarige muziekmeester Franciscus van Pot de Vin (of Potdevin). De vader van de bruidegom is winkelier in matten. De moeder van de bruidegom is dan al overleden. Alle getuigen wonen te Amsterdam.
Het jonge echtpaar gaat zich vestigen op de Haarlemmerdijk 210 te Amsterdam.
Links: Utrecht 01-01-1810 - 31-12-1830 (19e eeuw).
Gezicht op de Bakkerbrug en de huizen aan de Oudegracht te Utrecht aan weerszijden van de Bakkerstraat tijdens de zuivelmarkt op de Bakkerbrug.
De stad waar Geertje Lit is geboren
Rechtsonder: de Haarlemmerdijk 184 te Amsterdam, reclame van de firma Schwartz voor tabak, snuif en sigaren; met een afbeelding van de Willemspoort anno 1875, de straat waar Johannes Bijl met zijn gezin heeft gewoond
Op de Haarlemmerdijk wordt het eerste kind geboren:
Er volgt nu een verhuizing naar de Looiersdwarsstraat 556 te Amsterdam. De volgende kinderen worden geboren:8.12.1. Nicolaas Johannes Gerrit Bijl 24-5-1842 - 27-2-1913
8.12.2. Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl 7-9-1844 - 13-3-1911
8.12.3. Suzanna Wilhelmina Bijl 23-3-1847 - 3-5-1847
Suzanna Wilhelmina wordt geboren op 23-3-1847 in de Noorderstraat 1 te Amsterdam. Haar geboorte wordt aangegeven door Gerret Mourus Bijl (broer van de vader van geborene) ambtenaar van beroep, 38 jaar oud, wonend in de Utrechtsestraat 61 te Amsterdam, en door de 24 jarige werkman Willem Schröder (neef = kind van Grietje Pander Bijl). Suzanna Wilhelmina Bijl overlijdt te Amsterdam 3-5-1847 des voormiddags ten zeven ure.
8.12.4. Geertje Suzanna Bijl 25-3-1850 - 8-4-1937
Johannes Bijl en Geertje Lit wonen met hun kinderen in 1847 in de Noorderstraat 1 te Amsterdam.8.12.5. Johanna Maria Bijl 23-12-1853 - 22-12-1933
Links: bij Koninklijk Besluit van 9-10-1882 is pensioen ten laste van de staat verleend aan J. Bijl, gewezen onderwijzer aan eene openbare lagere school te Amsterdam (Noord-Holland) van 900 gulden (bron: Leeuwardercourant van 3-11-1882)
Rechts: een tekening van het portret van Johannes Bijl. Deze tekening is gemaakt door Johan Braakensiek (geb. 24 mei 1858 overleden 27 februari 1940). Hij was een Nederlandse kunstschilder, graficus en illustrator. Hij was leerling van de schilder David Bles en begon reeds vroeg als boekillustrator, o.a. voor "Uit mijn eigen volk" van Justus van Maurik en de boeken van C. Joh. Kieviet, de bekende auteur van jeugdboeken en schepper van de romanfiguur Dik Trom. Voor een aantal uitgeverijen werkte hij als boekbandontwerper. Grote bekendheid verwierf hij door zijn politieke prenten, die hij van 1887 tot 1931 tekende voor De Amsterdammer, die in 1925 De Groene Amsterdammer ging heten. Braakensiek is de grootvader van Jan van Oort, die als Jean Dulieu bekend zou worden met zijn strips, kinderboeken en poppenfilms over Paulus de Boskabouter. Braakensiek behoorde tot de eerste leden van Kunstenaarsvereniging Sint Lucas (met dank aan Bartel van 't Lindenhout voor het portret)
Johannes Bijl schrijft op 8 augustus 1887 een brief aan ene Jan over zijn wandeling in Amsterdam (zie de originele brief hierboven en de vertaling hieronder)(met dank aan Bartel van 't Lindenhout voor de brief).
Geertje Lit overlijdt op 1-12-1876 des namiddags ten acht ure in de Lange Leidschedwarsstraat 9 te Amsterdam op 67 jarige leeftijd. Haar overlijden wordt aangegeven door haar 62 jarige echtgenoot Johannes Bijl (zijn beroep is dan nog steeds onderwijzer) en door haar 28 jarige behuwde zoon en muziekmeester Jan Abels Tak, wonend op de (Lijn-)Baangracht 303 te Amsterdam.Amsterdam 8 Augustus 1887
Beste Jan!
Met genoegen heb ik de brieven van U en Jan gelezen, en daaruit gezien dat gij U recht amuseert, dat uw broeder, uwe zuster en hunne kinderen het U en Jan zoo aangenaam mogelijk maakt. Nu dat verheugt mij bijzonder. Zoolang gij nog blijft, geniet dan ook maar zooveel mogelijk. Aan den eenen kant spijt het mij, dat ik niet van de partij ben; maar aan den anderen kant niet, daar ik Woensdag 3 Augustus te half vijf weer op de school moest zijn en dus slechts weinig had kunnen profiteeren. – San, Truus, de verdere familie als de majoor zijn frisch en gezond en wat mij betreft heb ik over ongesteldheid niet te klagen. Zoo als gij weet ben ik nog al veel in de lucht en wandel dan veelal de stad door; dit deed ik ook Donderdag 4 augustus en dwaalde door onderscheidene straten tot ik op de Nieuwmarkt te recht kwam, waar zoo als je bekend is veel wordt gehandeld in al wat oud is; ik ging eenige rijen door en kwam bij een koopman in vogels. Hier bleef ik eenige oogenblikken staan en zag eene kooi, waarin zich een twintigtal gewone musschen zich bevonden. Op mijne vraag of hij die ook verkocht, kreeg ik ten antwoord: “Ja aan de jongens voor drie a vier cents.” Spoedig kwamen er nog een paar mannen, die even als ik naar die kooi zagen, toen er eene Juffrouw bij kwam en den man vroeg: “wat zijn dat voor vogeltjes, man!” “Dat zijn allen vlasvinken, Juffrouw! Zoo vindt ge ze in ons heele land niet.” “En wat kost zoo’n vogeltje?” “Ze zijn heel goedkoop, schandekoop, een dubbeltje het stuk.” Verbaasd keek ik den kerel aan, die zoo loog en zooveel voor een gewonen musch vroeg. “Hebt ge zin, Juffrouw!” vroeg hij onbeschaamd weg. “Geef er mij eens éen, daar hebt gij een dubbeltje.” Hij nam er er een uit de kooi, zette dien op de hand der Juffrouw, die oogenblikkelijk den vogel liet vliegen. "Hij vliegt weg," schreeuwde de schavuit. "Dat weet ik wel," zeide zij. "Geef er mij nog éen, hier is uw dubbeltje, en liet het diertje ook weder wegvliegen. Zoo ging het tot groot vermaak van hen die er bijstonden tot negentien toe. Doch de twintigste liet zich niet pakken, die vloog door de geopende kooi weg. "Dat is uwe schuld, Juffrouw! een dubbeltje als 't u blieft. Maar de Juffrouw beweerde dat het hare schuld niet was en dus ook niet wilde betalen. Dat gaf bij dien bedrieger nog al wat lawaai, maar een der omstanders beet hem iets in het oor, waarop de kerel zei: "Nu juffrouw ik zal dat dubbeltje dan maar schade lijden, komt uwé nog ereis weerom? Dag Juf!" Ik meende toch ook iets tegen den vent te moeten zeggen, en hem zijne handelswijze onder het oog te moeten brengen. Doch hij vroeg mij of ik die Juffrouw kende en wel wist, dat zij dit meer deed en geld genoeg had. Ik verliet den vent en ging nog eens rond, maar dat zal mij zoolang ik leef heugen, hoor! Weet dan dat bij de waag een jood op een stoel stond en schreeuwde: "Nieuwe uitvinding, Heeren, boeren en burgerlui, nieuwe uitvinding van professor .. (ja den naam van dien geleerde kon ik niet onthouden) eene uitvinding, zoo mooi, dat je geen hoedemaker meer noodig hebt om oude hoeden als nieuw te maken." Ik had mijn ouden hoed, die tamelijk rood begint te worden op, omdat het nog al triestig weer was. Of die jood dat gezien heeft weet ik niet. Hij schreeuwde maar voort: Nieuwe uitvinding zeer goedkoop, voor een kwartje heb je weer een nieuwen hoed op je hoofd, en daarbij haalde hij een' hoed voor den dag, die er uitzag om te watertanden. "Je behoeft slechts met dit vocht den hoed op te strijken, en je bent het Heertje, maar hem goed laten drogen, hoor!" ik nam een fleschje en wandelde zachtkens naar huis. Den volgenden dag was het heerlijk weer, de zon scheen prachtig; zoo dat ik besloot mijn' hoed, nogal van Friesch model eens goed met de nieuwe uitvinding te bevochtigen en op te strijken, dat ging heel goed. Nu zal hij in de zon wel drogen, dacht ik, kleedde mij, zette den hoed op en ging als gewoonlijk mijn loopje nemen. Ik zoo [zou?] wat een half uur geloopen hebben, toen mij elk, die mij passeerde aangaapte en sommigen zelfs begonnen te lachen. Daar begreep ik niets van, omdat ik was zooals ik gewoonlijk ben, meende ik. Op de Breestraat komende hoorde ik achter mij eenige jongens roepen: o hoed! o hoed! wat draag ik een mooien hoed! Die mij voorbij gingen lachten overluid, zoodat ik mij haastte de Kalverstraat te bereiken, altijd nog maar niet begrijpende wat vreemds aan mij was, om mijn hoed dacht ik het minst. Maar, beste Jan! in de kalverstraat was het nog veel erger. De heeren lachten, de dames lachten, en eenige hoorde ik zeggen: "wat een mooie hoed." Dat begon mij te vervelen, waarom ik eene zijstraat in sloeg om zoo op de Heerengracht te komen. Maar overal was het hetzelfde, dat: o hoed! o hoed! zal mij nog lang in de ooren klinken. Ik kwam op de Heerengracht, maar al weer hoorde ik: "een bijzonder soort van hoed!" Eindelijk werd ik uit mijne positie verlost. Een heer die mij kende, kwam naar mij toe en vroeg mij of ik wel wist wat ik op mijn hoofd had. "Wel zeker weet ik dat, een hoed." "Nu ja maar welk een hoed?" "Ja wel een hoed van Friesch model." "Dat meen ik ook niet, maar weet gij hoe hij er uitziet?" "Wat drommel als alle hoeden zwart." Nu meester ga dan eens even met mij mede. Hij schelde aan zeker huis aan en bracht mij in den gang. "Bezie nu uwen hoed eens," zeide hij. Ik nam den hoed af en begreep nu eerst, waarom men zoo gelachen had en mij had nageroepen: o hoed! o hoed! wat draag ik een mooien hoed! Beste Jan, de hoed van een aschkarman had er niet slimmer kunnen uitzien, dan de mijne. Ik wilde hem in elkander trappen, maar begreep, dat ik dan mijn blooten knikker naar huis zou moeten en dat ging niet. Ik vertelde dien vriendelijken Heer, hoe mijn hoed in dien toestand moest gekomen zijn. Hij kende, zeide hij mij dat vocht en zou mij wel helpen. Hij vroeg een' schuier en daar de hoed goed droog was geworden, borstelde hij hem sterk af, waardoor de aschgrauwe kleur verdween en mijn hoed in zijn ouden toestand weer voor den dag kwam. Na hem hartelijk bedankt te hebben, ging ik spoedig naar huis met het voornemen dien hoed van Friesch model nooit meer op mijn' kruin te zetten. Dat gij nu weet hoe het mij gegaan is, kan zijn nut hebben. Diezelfde Jood kan ook op de markt te Leeuwarden komen, om de luidjes even als mij eens beet te nemen, daarom waarschuw Koos en zooveel heeren als gij kent. Ik heb van deze historie thuis niets verteld; ze mochten me ook nog eens hartelijk uitlachen, dat ik mij zoo heb laten beetnemen, dus als gij weer bij ons bent houdt gij ook maar mondje dicht. Groet vooral uw broeder, uwe zuster en hun beide zoons van mij en maak dat ik precies weet wanneer en hoe laat gij weder te Amsterdam komt.
Joh[anne]s Bijl Tekst tussen haakjes zijn toevoegingen ter verduidelijking van de bezorger.
Links: Overlijdensacte Geertje Lit. Bron: BS/overlijden Amsterdam fische 7 folio 67 acte 7899
Rechts: Overlijdensacte Johannes Bijl. Bron: BS/overlijden Amsterdam fische 6 folio 4 acte 4840
Het 1ste kind en de enige mannelijke nazaat van Johannes Bijl en Geertje Lit (stamnummer 8.12.) wordt besproken.
Nicolaas Johannes Gerrit Bijl wordt geboren op 24-5-1842 des voormiddags ten acht ure op de Haarlemmerdijk 280 te Amsterdam. Zijn geboorte wordt aangegeven door zijn 33 jarige oom Gerret Mourus Bijl (ambtenaar), wonend in de Utrechtsestraat 61 te Amsterdam en door de 24 jarige onderwijzer Gerrit Lagerman, wonend in de 1ste Laurierdwarsstraat 12 te Amsterdam.
Nicolaas Johannes Gerrit Bijl is in het inschrijvingsregister voor de gemeente Amsterdam, voor de militaire dienst, voor de lichting van het jaar 1841 ingeschreven onder lotnummer: 4227. Hij heeft een nummerverwisselaar ingesteld die op 17 mei 1841 is ingelijfd bij het 2e Regemiment Infanterie en uit hoofde van diensteindiging op 16 mei 1844 uit de dienst is ontslagen (bron: huwelijksbijlage Amsterdam). De beroepen van Nicolaas Johannes Gerrit Bijl waren o.a.: kruiersknecht. In 1878 winkelbediende. Winkelier o.a. in sigaren en thee. 1 januari 1908 kasloper en bode bij de Gemeente Telefoon van Amsterdam. Hij gaat op 1 augustus 1912 met pensioen en krijgt f.351,00 gulden pensioen per jaar. Helaas heeft hij er niet lang van mogen genieten, hij overlijdt op 27 februari 1913.
Nicolaas Johannes Gerrit Bijl huwt, op 38 jarige leeftijd, op donderdag 8-7-1880 te Amsterdam (zijn beroep is dan winkelier en hij woont in de Heerenstraat 33 te Amsterdam) met de 32 jarige Dina Henriëtta Schneider wonend in de Raamstraat 21 te Amsterdam. Dina Henriëtta wordt geboren op 23-9-1847 te Amsterdam en is een dochter van Andreas Schneider (geboren op 6 juni 1816 te Ellershausen (Duitsland), gehuwd op 8 april 1844 te Amsterdam, overleden op 15 april 1891 te Amsterdam. Beroepen: werkman, machinist, suikerbakker) en van Johanna Hendriëtta Uijtzinger (geboren op 25 april 1816 te Amsterdam, overleden na 1891).
Huwelijksgetuigen zijn: de 35 jarige timmerman Johan Peter Schneider, broer van de bruid, de 32 jarige muziekmeester Jan Abels Tak, zwager van de bruidegom, de 32 jarige muziekmeester Marinus Johannes Wensma, zwager van de bruidegom, en de 28 jarige kantoorbediende Pieter Fruithof, zwager van de bruidegom. Allen wonen te Amsterdam. De moeder van de bruidegom is dan al overleden.
De volgende kinderen worden geboren:
8.12.1.1. Johanna Geertruida Henriëtta Bijl 29-12-1882 - 16-9-1967
8.12.1.2. Johanna Henriëtte Bijl 8-10-1885 - 17-11-1953
Nicolaas Johannes Gerrit Bijl was getuige bij de volgende huwelijken:
1872: huwelijk Jan Abels Tak 1848-1933 en Geertje Suzanna Bijl 1850-1937
1878: huwelijk Marinus Johannes Wensma 1847-1912 en Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl 1844-1911.
Op 7-9-1907 overlijdt te Amsterdam Diana Henritta Schneider, 59 jaar oud. Bron: BS/overlijden Amsterdam fische 12 folio 1 acte 6004.
Nicolaas Johannes Gerrit Bijl overlijdt op 27-2-1913 des voormiddag om zeven uur te Amsterdam op 70 jarige leeftijd. Bron: BS/overlijden Amsterdam fische 3 folio 15 acte 1373.
Het 1ste kind van Nicolaas Johannes Gerrit Bijl en Dina Henriëtta Schneider (stamnummer 8.12.1.) wordt besproken.
Johanna Geertruida Henriëtta Bijl wordt geboren op 29-12-1882 des namiddags ten vier ure in de Heerenstraat 33 te Amsterdam. Haar geboorte wordt aangegeven door haar 40 jarige vader Nicolaas Johannes Gerrit Bijl (winkelier), door haar 66 jarige grootvader Andreas Schneider (machinist) wonend in de Raamstraat 21 te Amsterdam, en door de 42 jarige winkelier en naaste buurman Gerardus Franciscus Hammann/Hammaan wonend in de Heerenstraat 35 te Amsterdam.
Johanna Geertruida Henriëtta Bijl huwt, op 31 jarige leeftijd, op 19-8-1914 te Amsterdam met de 33 jarige kleermaker Johannes Dirk Hittinger. Huwelijksgetuigen zijn zijn 64 jarige vader Christiaan Hittinger (kleermaker) en de 36 jarige kleermaker Willem Bakker. Beiden wonen te Amsterdam. De ouders van de bruid en de moeder van de bruidegom zijn dan al overleden.
Huwelijksacte Johanna Geertruida Henriëtta Bijl en Johannes Dirk Hittinger. Bron: BS/huwelijken Amsterdam fische 5f folio 39 acte 637Johannes Dirk Hittinger wordt geboren op 20-7-1881 te Amsterdam en is een zoon van Christiaan Hittinger (geboren op 12 maart 1850 te Tiel, gehuwd op 3 mei 1876 te Amsterdam, overleden na 1914, beroep: kleermaker) en van Emerentia Wildeman (geboren op 17 december 1849 te Tiel, overleden op 16 december 1910 te Amsterdam). Zijn geboorte wordt aangegeven door de 36 jarige kleermaker Johannes Dirk Hittinger, wonend op de Prinsengracht 210 te Amsterdam, en door de 32 jarige werkman Gerardus Jansen eveneens wonend op de Prinsengracht 210. Bron: BS/geboorten Amsterdam fische 6 folio 119 acte 6706.
Johannes Dirk Hittinger overlijdt op 12-3-1949 te Amsterdam op 67 jarige leeftijd. Zijn beroep was kleermaker. Bron: BS/overlijden Amsterdam fische 6 folio 63 acte 375. Bron: BS/overlijden Amsterdam.
Johanna Geertruida Henrietta Bijl overlijdt op 16-9-1967 te Amsterdam op 84 jarige leeftijd.
Het 2e kind van Nicolaas Johannes Gerrit Bijl en Dina Henriëtta Schneider (stamnummer 8.12.1.) wordt besproken.
Johanna Henriëtte Bijl wordt geboren op 8-10-1885 des namiddags ten tien ure in de Heerenstraat 33 te Amsterdam. Haar geboorte wordt aangegeven door haar 44 jarige vader Nicolaas Johannes Gerrit Bijl (winkelier), door de 46 jarige koperslager Willem Haak, wonend in de Heerenstraat 34 te Amsterdam, en door de 34 jarige kantoorbediende Pieter Fruithof, wonend in de Jan Steenstraat 243 te Amsterdam (oom van de geborene en zwager van zijn vader).
Johanna Henriëtte Bijl huwt, 22 jaar oud en wonend in de Saenredamstraat 59 te Amsterdam, op 30-7-1908 te Amsterdam met de 28 jarige agent van een levensverzekeringsmaatschappij Cornelis de Groodt, wonend in de Nieuwe Spiegelstraat 60 te Amsterdam. Cornelis de Groodt wordt geboren op 1-2-1880 te Amsterdam en is een zoon van Cornelis de Groodt (geboren op 26 november 1845 te Amsterdam, gehuwd op 14 juni 1877 te Amsterdam, overleden op 25 februari 1932 te Amsterdam, beroep: winkelbediende) en van Antje Carolina Braunstahl (geboren op 8 juli 1854 te Amsterdam, overleden op 29 maart 1937 te Amsterdam). Cornelis de Groodt jr. is uitgeloot voor de militaire dienst (bron: huwelijksbijlage).
Huwelijksgetuigen zijn: de 33 jarige Frans van Wijk, de 30 jarige Stanislaus Josephus Wilhelmus van Booth, de 29 jarige Wilhelm Heinrich Müller en de 25 jarige Jacobus Vermeulen. Alle getuigen wonen te Amsterdam en zijn bode bij hetzelfde levenverzekeringsmaatschappij. De ouders van de bruidegom en de vader van de bruid zijn bij het huwelijk aanwezig. De moeder van de bruid is dan al overleden.
Op 2-12-1908 wordt te Amsterdam hun dochter Anna Dina Henrietta de Groodt geboren. Zij overlijdt op 9-9-1909 te Amsterdam.
Na het overlijden van haar echtgenoot: Cornelis de Groodt, vertrekt Johanna Henriëtte Bijl in februari 1941 uit Amsterdam en gaat naar het Oostereind 2 te Laren, waarom? In augustus 1941 gaat zij weer terug naar Amsterdam en wel naar de Admiraal de Ruijterweg 241 1hg.
Cornelis de Groodt overlijdt op 3-1-1941 te Amsterdam op 60 jarige leeftjd.
Johanna Henriëtte Bijl overlijdt op 17-11-1953 te Amsterdam op 68 jarige leeftijd; haar overlijden wordt aangegeven door de 55 jarige verzekeringsagent Cornelis Louis Enolee.
Het 2e kind van Johannes Bijl en Geertje Lit (stamnummer 8.12.) wordt besproken.
Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl wordt geboren op 7-9-1844 om 10 uur in de morgen op de Haarlemmerdijk 280 te Amsterdam. Haar geboorte wordt aangegeven door de 47 jarige winkelier Dirk Martinus Koster, wonend in de Egelantiersdwarsstraat 22 te Amsterdam, en door de 30 jarige onderwijzer Thomas Hom, wonend in de Noorderstraat 43 te Amsterdam. Bron: BS/geboorten Amsterdam fische 7 folio 88.
Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl huwt, op 33 jarige leeftijd en wonend in de Lange Leidschedwarsstraat 9 te Amsterdam, op donderdag 25-4-1878 te Amsterdam met de 30 jarige toneelspeler Marinus Johannes Wensma, wonend in de lange Leidschedwarsstraat 74 te Amsterdam. Huwelijksgetuigen zijn: de 36 jarige bediende Nicolaas Johannes Gerrit Bijl, broer van de bruid, de 30 jarige muziekonderwijzer Jan Abels Tak, zwager van de bruid, de 36 jarige koopman Lien van Gelder, en de 26 jarige kantoorbediende Pieter Fruithof, zwager van de bruid. Alle getuigen wonen te Amsterdam. De vader van de bruidegom woont in Rotterdam. De moeder van de bruid en bruidegom zijn dan al overleden.
Huwelijksacte Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl en Marinus Johannes Wensma. Bron: BS/huwelijken Amsterdam fische 7, 16 acte 610Marinus Johannes Wensma wordt geboren op 29-7-1847 des s'morgens ten tien ure te ‘s-Gravenhage (Evangelisch Luthers van geloof) en is een zoon van Jan Antonie Wensma (geboren op 28 oktober 1815 te Amsterdam, overleden voor 1928, beroepen: Stafmuziekant bij de Grenadiers. Muziekmeester. Gehuwd op 9 februari 1842 te 's-Gravenhage met Marie Christina Hendrika van Bijlevelt. Jan Antonie Wensma huwt op 13 maart 1861 te 's-Gravenhage met Wilhelmina Bruining (geboren op 2 augustus 1835 te Haarlem, overleden op 14 maart 1928 te 's-Gravenhage) en van Marie Christina Hendrika van Bijlevelt (geboren op 2 september 1816 te Haarlem, overleden op 3 februari 1855 te 's-Gravenhage). Zijn geboorte wordt aangegeven door zijn 31 jarige vader Jan Antonie Wensma, door de 67 jarige brievenhefteller Carel Christiaan, en door de 25 jarige onderwijzer Willem Lodewijk van Bijlevelt.
Marinus Johannes Wensma is in het inschrijvingsregister van de gemeente 's-Gravenhage voor de lichting van het jaar 1867 uit hoofde van te zijn in vrijwillege dienst, vrijgesteld van dienstplicht (lotnummer 167, bron: huwelijksbijlage).
Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl en haar echtgenoot gaan wonen in de Frans Halsstraat 66 te Amsterdam.
De volgende zoon wordt geboren: Johannes Marinus (Jan) Wensma, geboren op 16-2-1879 te Amsterdam. Overleden op 18-12-1925, begraven op de Oosterbegraafplaats te Amsterdam; zijn beroep was, net als zijn vader, toneelspeler. Hij huwt met Anna L. Klaassen, geboren in 1881, overleden in 1944. Zij was actrice, voordrachtkunstenares en tussen 1921-1929 lerares methodisch leren te Batavia. Zij heeft o.a. het boek geschreven: "Grootmoeder komt sprookjes vertellen". Ze wonen in 1912 in de 2e Helmersstraat 34 en in 1915 in de Valeriusstraat 178 te Amsterdam. Vermoedelijk vindt er een echtscheiding plaats, want op 12-7-1923 huwt Johannes Marinus (Jan) Wensma op 44 jarige leeftijd met de 36 jarige Engelina Guth geboren op 30-7-1886 te Utrecht.
Het gezin van Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl en Marinus Johannes Wensma verhuist in mei 1879 naar de Vijzelgracht 113 te Amsterdam en dan komt ook de vader van Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl (Johannes Bijl 8.12.) bij hen inwonen.
Iedereen verhuist dan in mei 1881 naar de (Lijn-)Baansgracht 272 te Amsterdam, maar van september 1882 tot april 1884 verblijven ze in de Quellijnstraat 37 te Amsterdam. Ook daar gaan ze weer weg, nu naar de Jacob van Campenstraat 47 te Amsterdam tot april 1890; kennelijk bevalt het hun daar ook niet want dan gaan ze naar de Ceintuurbaan 241 te Amsterdam. Daarna verhuizen ze naar de 1ste Constantijn Huygensstaat 21.
Onderstaand stuk komt uit de geschiedenis van de Amsterdamse schouwburg door J.A. Worp.Links: Arnold Ising jr, letterkundige en tonelspeler
Midden: Marinus Johannes Wensma (1847-1912), van 1876-1912 verbonden aan de K.V.H.N.T. (Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel te Amsterdam, dit was een toneelgezelschap dat in Amsterdam de Stadsschouwburg en het Grand Théatre bespeelde en actief was tussen 1876 en 1930)
Rechts: Karel Joan Lodewijk Alberdingk Thijm (22-09-1864 - 26-01-1952) Letterkundige. Pseudoniem: Lodewijk van Deyssel
In diezelfde straat exploiteerden de heeren Prot sinds 1874 het Théatre Frascati, doch omstreeks 1860 was hier Mok Verwoert directeur, die er vaudevilles en operettes gaf. In hun jongen tijd waren er aan verbonden L. Chrispijn Sr., Henri Poolman, W. van Zuylen, M.J. Wensma en de drie dochters van Verwoert, waarvan wij Anna, de begaafste, reeds op het Leidscheplein zagen komen.
In het tijdschrfit van het Nederlansch Tooneel van 2 januari 1876 verscheen er een artikel over de prospectus van de Raad van Beheer van de Vereeniging het Nederlandsch Tooneel. Voorts werd vermeld de samenstelling van den Raad van Beheer: H.J. Schimmel, A.C. Wertheim, L.A.H. Hartogh, Mr. J.E. Banck, J. Elias Hacke, met J.H. Rössing als Sekretaris en Bibliothekaris; van het Dagelijksch Bestuur: W. Stumpff te Amsterdam, Dr. J.F.F. Campbell te 's-Gravenhage en J. Tjasink, oud-tooneeldirecteur; van Bureel, Orkestdirektie, Regie en Personeel, waaronder de namen der dames Kleine-Gartman, Ellenberger, A.E. Fuchs, J. Chr. Stoetz, Albregt-Engelman en der heeren Moor, Spoor, Morin, Veltman, Albregt, Van Ollefen, K. Vos, De Leur, Jacques de Boer, Tourniaire, De Jong, Van Schoonhoven, Van Dommelen, Wensma, Jan C. de Vos en Ising voorkwamen.
Marinus Johannes Wensma heeft in 1898 bij Het Nederlandsch Tooneel gespeeld in o.a. "De candidatuur Van Bommel" een blijspel in 3 bedrijven van Doctor Juris. Hij had de rol van huisknecht
Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl overlijdt op 13-3-1911 des voormiddags ten één ure te Amsterdam op 66 jarige leeftijd. Zij wordt begraven op donderdag 16 maart 1911 op de begraafplaats "Huis Te Vraag" te Amsterdam.
Marinus Johannes Wensma overlijdt des voor middags om half tien ure op 20-3-1912 in het Wilhelmina-gasthuis te Amsterdam op 64 jarige leeftijd. Hij wordt begraven op de begraafplaats "Huis Te Vraag" te Amsterdam op zaterdag 23-3-1913 om 1 1/4 uur. Huis Te Vraag is een gesloten begraafplaats midden in een Amsterdamse woonwijk. Begraafplaats "Huis Te Vraag" was sinds 1891 een particuliere Protestantse begraafplaats. Timmerman Pieter Oosterhuis had het jaar daarvoor het land van Huis te Vraag gekocht en richtte het in als begraafplaats. In totaal werden er 12.000 overledenen begraven. In 1962 was de begraafplaats vol. Vanaf 1991 beheert stadsdeel Amsterdam-Zuid de begraafplaats. Huis te Vraag heeft de status van stadstuin gekregen. De begraafplaats is tegenwoordig een belangrijk natuuronderdeel van Amsterdam.
Oproeping van notaris Ludwig, kantoor hebbende op de Keizersgracht 436 te Amsterdam, i.v.m. de nalatenschap van Marinus Johannes Wensma en Gerarda Johanna Wilhelmina Bijl. Bron: Nederlandsche staatscourant 29-3-1912Het Nieuws van den Dag van 23-3-1912 schrijft het volgende:
In de vestibule van het gebouw bevonden zich de heeren J. Funke, S.J.H. Gompertz en H. van Kempen, leden van den raad van beheer der Koninklijke Vereeniging, voorts de directeur-gérant, de heer W. van Korlaar, de dames en heeren leden van het gezelschap en nog eenige belangstellenden, onder wie de heer Kreeft, directeur van de Opera en Operette (Rembrandt:-Theater). Op straat stonden vóór de peristyle vele nieuwsgierigen den stoet af te wachten. Ongeveer te één uur naderde de lijkstatie etc. etc.
Het 4e kind van Johannes Bijl en Geertje Lit (stamnummer 8.12.) wordt besproken.
Geertje Suzanna Bijl wordt geboren op 25-3-1850 des namiddag ten negen ure in de Noorderstraat 1 te Amsterdam. Haar geboorte wordt aangegeven door haar 36 jarige vader Johannes Bijl (onderwijzer), door de 25 jarige winkelier Roelof Bijl, oomzegger van haar vader, wonend in de Spiegelstraat 24 te Amsterdam, en door de 35 jarige onderwijzer Tomas Hom, wonend in de Noorderstraat 43 te Amsterdam.
In juni 1872 gaat Geertje Suzanna wonen op de (Lijn-) Baansgracht 132 (nu 303) te Amsterdam. Zij huwt op donderdag 30-5-1872 te Amsterdam (op 22 jarige leeftijd) met de 24 jarige muziekmeester Jan Abels Tak, wonend in de Lange Leidschedwarsstraat 408 te Amsterdam. Huwelijksgetuigen zijn de 30 jarige winkelier en broer van de bruid Nicolaas Johannes Gerrit Bijl, de 42 jarige telegraafinspecteur Francois Ferdinand van der Woerd, de 38 jarige toneelspeler Godefridus Miggelman en de 30 jarige koopman Lex? van Geleen. Het huwelijk van Geertje Suzanna Bijl houdt geen stand, ze gaan tussen 1903-1905 uit elkaar. Of ze ook gescheiden zijn is niet bekend, wel bekend is dat Geertje Suzanna Bijl zich altijd Tak-Bijl is blijven noemen.
Huwelijksacte Jan Abels Tak en Geertje Suzanna Bijl. Bron: BS/huwelijken Amsterdam fische 5 folio 87Jan Abels Tak wordt geboren op 3-3-1848 des avonds te half zeven ure te Groningen en is een zoon van Heike Tak (geboren op 1 mei 1807 te Groningen, gehuwd op 13 november 1834 te Groningen, overleden op 6 augustus 1866 te Groningen, beroep: schoenmaker) en van Jacoba Dockum (geboren op 25 februari 1806 te Groningen, overleden op 12 november 1872 te Groningen). Zijn geboorte wordt aangegeven door zijn 40 jarige vader Heike Tak (schoenmaker), door de 23 jarige boekbinder Albertus Keizer en door de 38 jarige blikslager Derk Jansen.
Jan Abels Tak is muziekonderwijzer en vioolleraar aan de kweekschool te Amsterdam voor onderwijzers en onderwijzeressen. In 1868 wordt hij benoemd tot violist, hoornist en leraar aan de school voor koperen blaasinstrumenten te Utrecht. In 1868 wordt hij violist bij het Parkorkest/Concertgebouworkest van Amsterdam. Jan Abels Tak is uit hoofde van broederschap in 1868 vrijgesteld van de militaire dienstplicht (bron: huwelijksbijlage Amsterdam).
Jan Abels Tak en Geertje Suzanna Bijl krijgen drie kinderen:
Jan Abels Tak overlijdt op 10-8-1933 te Spa (België) op 85 jarige leeftijd. Hij wordt begraven op Begraafplaats Zorgvliet te Amsterdam.
Geertje Suzanna Bijl overlijdt op 8-4-1937 te Heemstede op 87 jarige leeftijd. Zij wordt begraven op de Algemene begraafplaats aan de Herfstlaan aldaar, grafnummer M-002H. Bron: De Eerste Heemsteedsche Courant 15 april 1937.
Het 5e kind van Johannes Bijl en Geertje Lit (stamnummer 8.12.) wordt besproken.
Johanna Maria Bijl wordt geboren op 23-12-1853 des namiddags ten zeven ure in de Nieuwe Looierstraat 550 te Amsterdam. Haar geboorte wordt aangegeven door haar 39 jarige vader Johannes Bijl (onderwijzer) en door de 30 jarige Willem Schröder (kind van Grietje Pander Bijl geboren in 1800) van de Utrechtsedwarsstraat 263 te Amsterdam.
Johanna Maria Bijl huwt op donderdag 23-5-1878 te Amsterdam, 24 jaar oud en wonend in de Frans Halsstraat 66, met de 26 jarige kantoorbediende (later is zijn beroep kashouder en wonend in de Tweede Weteringdwarsstraat 47 te Amsterdam) Pieter Fruithof. Huwelijksgetuigen zijn: de 24 jarige kantoorbediende Jan Fruithof, broer van de bruidegom, de 50 jarige Gerardus Fruithof, oom van de bruidegom, de 30 jarige toneelspeler Marinus Johannes Wensma, zwager van de bruid, en de 30 jarige toneelspeler Jan Abels Tak, zwager van de bruid. De vader van de bruid en de moeder van de bruidegom zijn bij het huwelijk aanwezig. De vader van de bruidegom en de moeder van de bruid zijn dan al overleden. Alle getuigen wonen te Amsterdam.
Pieter Fruithof wordt geboren op 24-7-1851 te Amsterdam en is een zoon van Pieter Fruithof (molenaar, geboren op 14 juni 1824 te Amsterdam, gehuwd op 1 juli 1846 te Amsterdam, overleden op 24 oktober 1860 te Amsterdam) en van Geertruij Lammerink (geboren op 16 april 1818 te Amsterdam, overleden op 5 februari 1900 te Amsterdam).
Pieter Fruithof jr. is in het inschrijvingsregister voor de gemeente Amsterdam ingeschreven voor de militaire dienst voor de lichting 1871, hij heeft lotnummer 222. Hij is niet in dienst geweest, hij heeft een plaatsvervanger ingesteld die op 5 mei 1871 is ingelijfd bij het 5e Regiment Infanterie en die op 18 juni 1871 is overleden (bron: huwelijksbijlage Amsterdam).
Artikel over Pieter Fruithof in Het Vaderland van 3-12-1904:
Te Renkum is een afdeeling met 40 leden opgericht van den Volksbond, Vereeniging tegen drankmisbruik. Het bestuur werd samengesteld uit de heren: D. Van Grol, H.A. Groskamp en P. Fruithof.
Johanna Maria Bijl en Pieter Fruithof krijgen de volgende zoon:
Pieter Fruithof overlijdt op zaterdag 7-4-1923 des namiddags ten half vijf ure te Renkum op 71 jarige leeftijd. Zijn overlijden wordt aangegeven door de 35 jarige koster Gerrit van den Born en door de 57 jarige concierge Hendricus Gerardus van Haaren. Pieter Fruithof wordt aldaar begraven op begraafplaats "Onder de Bomen". Zijn beroep is dan kashouder bij een papierfabriek.
Johanna Maria Bijl overlijdt op 22-12-1933 te Oosterbeek op 80 jarige leeftijd. Zij wordt begraven in Renkum eveneens op de begraafplaats "Onder de Bomen".
Hiermede is stamvader Johannes Bijl (gehuwd met Geertje Lit) 8.12. geheel behandeld. Dit was tevens de laatste nazaat van stamvader 8.
Met deze laatste telg is geheel hoofdstuk 8. behandeld. Als laatste nog wat statistische gegevens: stamvader 8. bracht in totaal, exclusief hemzelf, 234 nakomelingen voort waaronder 120 vrouwen en 114 mannen.
Eisinga is net als veel andere burgers uit zijn tijd geïnspireerd door de Verlichting. Deze burgers zijn ervan overtuigd dat kennis mens en samenleving kan verbeteren. Het verlichtingsdenken heeft in Nederland een ander karakter dan in Frankrijk. Levend in een land zonder almachtige kerk en absolute vorst kunnen maar weinig burgers sympathie opbrengen voor de radicale en antigodsdienstige opvattingen van sommige "philosophes". Liever geloven zij dat God het goed voor heeft met de wereld: Hij leidt alle dingen naar een vriendelijke, harmonieuze samenleving. Zij dompelen zich dan ook onder in ‘genootschappelijke gezelligheid’. Samen met andere verantwoordelijke burgers doen zij natuurkundige proeven, bekijken zij fossielen, bespreken zij oplossingen voor maatschappelijke problemen en bestuderen zij de hemellichamen.
Het is 1781 en Claas Johannes Bijl is inmiddels 17 jaar oud en woont net een jaar in Amsterdam als in dat jaar het "College Dramatique et lyrique sous la Devise Delectat et Erudit" in de stad wordt opgericht. Dit is een besloten gezelschap van welgestelde Amsterdammers en allen liefhebbers van opera, toneel, muziekdrama's enz. Het college stelt zich ten doel hier ter stede opvoeringen te organiseren door Franse opera- en toneelgezelschappen. Franse omdat in de tweede helft van de 18de eeuw het hier als bewijs van een goede opvoeding werd beschouwd als men alles wat Frans was verheerlijkte. Men spreekt in het dagelijks leven de Franse taal en leest Franse lectuur. De moeilijkheid is alleen om een zaal te vinden die voldoet aan de gestelde eisen van de Franse toneelspelers. Maar zie......in 1784 brengen een aantal goed gesitueerde Amsterdamse burgers het voor die jaren grote bedrag van 100.000 gulden bijeen voor de stichting van een eigen theater. De keuze voor het theater valt op een terrein aan de Erwtenmarkt, zoals de kade aan de zijde van de Amstel tussen de Halvemaansteeg en de Paardenstraat toen is genaamd. Op het terrein staat een klein huis en een pakhuis die eerst moeten worden gesloopt. Ook slaagt men erin een huis aan de Halvemaansteeg te kopen dat met de achtergevel grenst aan het vorengenoemde terrein. De stadsbouwmeester Abraham van der Hart mag dit theater ontwerpen. De bouw verloopt voorspoedig en het theater wordt in 1786 geopend en krijgt als naam "Théatre Francais sur l'Erwtenmarkt", maar in de volksmond spreekt men van "de Genootschapsschouwburg".
Op 23 juni 1806 doet Lodewijk Napoleon zijn officiële intocht in Den Haag, nadat Nederland door Napoleon is gedwongen, door de opstandige republiek, zijn broer als koning aan te stellen. Hij resideert eerst in Den Haag, daarna op 't Loo te Apeldoorn. Op 20 april 1808 betrekt hij het stadhuis op de Dam te Amsterdam. Hier resideert hij tot juli 1810 dan doet hij afstand van de Kroon.
In de nacht van 2 juli 1810 verdwijnt Lodewijk Napoleon met onbekende bestemming per koets uit Nederland. Zijn zoon Napoleon Louis laat hij achter die wordt later op kosten van de Keizer teruggehaald naar Parijs. Op 4 juli 1810 komen de kranten met een extra editie waarin de afscheidsproclamatie van Lodewijk Napoleon wordt opgenomen. Officieel doet Napoleon afstand van de kroon ten gunste van zijn zoon Napoleon Louis.
In 1814 komt de Bankwet tot stand die onder andere voorziet in de oprichting van De Nederlandsche Bank. Deze krijgt het recht bankbiljetten uit te geven. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland en Zweden heeft het publiek hier weinig behoefte aan gezien de slechte ervaringen met de Franse assignaten. Ook weten veel mensen niet wat je met zo'n stukje papier kan doen; de bevolking houdt het bij de oude vertrouwde munten die zonder meer inwisselbaar zijn tegen zilver of goud.
Op 28 September 1816 wordt de eerste muntwet van het (toen nog met België verenigde) Koninkrijk der Nederlanden ingevoerd. Een aantal Franse vernieuwingen worden gehandhaafd, zoals het decimale stelsel dat dus ook voor het geld werd ingevoerd en het principe van de dubbele standaard, waarbij zowel zilveren als gouden munten onderling inwisselbaar zijn. En uiteraard blijft de Gulden gehandhaafd. De Gulden van de vroegere Republiek, met een zilverinhoud van 9,61 gram wordt niet meer verdeeld in 20 stuivers van 8 duiten maar in 100 centen. Het gouden tienguldenstuk, het gouden tientje, bevat 6,056 gram edelmetaal.
Spoedig wordt duidelijk dat de marktwaarde van het zilver in de munten hoger ligt dan de nominale waarde van de stukken. Daarom wordem er vooral nieuwe gouden tientjes geslagen en blijft het zilvergeld uit de 17de en 18de eeuw, dat vaak erg versleten was, normaal circuleren.
Vanaf 1828 zijn alleen de cent en de halve cent nog wettig betaalmiddel. Helaas bleek na twintig jaar, dat het buitenlandse kopergeld zich opnieuw een vaste plaats in de geldomloop had verworven.
De nieuwe voor het eerst kompleet nieuwe Muntserie uitgegeven in 1816:
Gouden munten van Dfl 10,= en Dfl 5,=
Zilveren munten van Dfl 3,=, Dfl 1,= en Dfl 0,50
Ook van zilver het kwartje, het dubbeltje en de stuiver
Van koper de cent en de halve cent.
Ook Amsterdam heeft vele windkorenmolens. Zo omstreeks 1820 kunnen de Amsterdamse windkorenmolens worden verdeeld in drie groepen: 21 molens op de bolwerken (er waren 26 bolwerken, maar op vijf daarvan staat geen korenmolen), 3 aan de Mennonietensloot en 7 aan en bij de Overtoom. Verder zijn er nog "de Jonge Nicolaas" aan de Kostverloren Wetering, De Vreede tussen de zaagmolens aan de Steurweg en De Koe aan de Spaarndammerdijk.
Op 19 september 1839 wordt de eerste spoorlijn in Nederland feestelijk geopend. De stoomlocomotief "De Arend" doet er 25 minuten over om van Amsterdam naar Haarlem te rijden. Veel mensen vinden het maar niets, het gaat veel te hard en met veel te veel lawaai. Was die nieuwigheid wel nodig en was het wel veilig? In het begin van hetzelfde jaar was bij Gent nog de stoomketel van een vertrekkende trein uit elkaar gespat. Dit kon toch nooit goed gaan en de trekschuit was toch een prima vervoermiddel vindt men.
Stamvader 8.: Claas Johannes Bul/Bijl overlijdt acht jaar nadat de 1ste trein van Amsterdam naar Haarlem reed.
Zal Claas Johannes van deze trein gebruik hebben gemaakt?